Vis is vooral belangrijk vanwege ‘visvetzuren’. Dit zijn onverzadigde vetzuren, o.a. de omega-3-vetzuren, die voornamelijk voorkomen in (vette) vis. Er zijn sterke aanwijzingen dat deze bescherming geven tegen hart- en vaatziekten en een gunstige invloed hebben op de bloedvaten.
Daarom is het advies: ‘Eet twee keer per week vis, waarvan tenminste één keer vette vis’.
Verschillende vissoorten
Vette vissoorten: bevatten van nature meer dan 10 % vet. Voorbeelden: bokking, botervis, haring, heilbot, makreel, paling, sprot, zalm.
Matig vette vissoorten: bevatten van nature 2 tot 10 % vet. Voorbeelden: ansjovis, forel, geep, griet, harder, heilbot, meerval, mul, pangasius, rode poon, roodbaars, sardien, schar, tonijn, zeebaars, zeewolf, zwaardvis.
Magere vissoorten: bevatten van nature 0 tot 2 % vet. Voorbeelden: baars, bot, heek, inktvis, kabeljauw, koolvis, schar, schelvis, schol, snoekbaars, spiering, tarbot, tilapia, tong, tongschar, wijting, zeeduivel.
Eet bij voorkeur verse of niet toebereide diepvriesvis. Nieuwe haring, gerookte vis, kant-en-klaar gekruide vis, kant-en-klaar gemarineerde vis en vis uit blik bevatten erg veel zout.